Verplicht pensioen op Curaçao

Authors: Koos Oosterwaal, Reinald Curiel, Servaas Houben

link:http://www.vbcuracao.com/website/index.php?option=com_docman&task=doc_download&gid=70&Itemid=57

pdf: VBC-Newsletter-aug16 (pages 8-14)

Publisher, publication date: VBC magazine 2016-08 

——————————————————————————————————————————

Ondanks de beperkte hoogte van de AOV uitkering op Curaçao[1] stuit de invoering van een verplicht pensioen op Curaçao op weerstand. De beperkte economische groei en de matige vooruitzichten voor toekomstige economische groei maken additionele werkgeverslasten impopulair. Zonder een verplicht levenslang ouderdomspensioen blijft het risico echter bestaan dat het huidige probleem van een substantiële daling in koopkracht na pensionering niet wordt opgelost.  Ook is het risico erg groot dat Curaçao de financiering van de AOV niet meer kan opbrengen omdat dit systeem werkt op basis van het omslagstelsel, waarbij de werkenden betalen voor de gepensioneerden en niet werkenden. Op 1 maart 2013 werd de premiegrens verhoogd tot ANG 100.000 en werd de premie verhoogd tot 15%[2]. Ook werd toen de pensioenleeftijd verhoogd van 60 tot 65 jaar. Desondanks was in 2015 de ontvangen AOV en AWW premie, in totaal waren de baten ANG 349.134.909, ruim onvoldoende om de pensioenen AOV en AWW in 2015 ten bedrage van ANG 461,480.451, te financieren. Het tekort lopend jaar in 2015 bedroeg al ANG 99.068.611[3].

Uit de cijfers van SVB blijkt dat de komende jaren door het CBS wordt uitgegaan van een stabiliserende bevolking van rond de 150.000 personen. De uitgangspunten geven verder aan dat de bevolkingssamenstelling echter wel anders wordt. Door een afnemend vruchtbaarheidsratio worden er minder kinderen geboren, de zogenaamde ontgroening. Daarnaast worden we in Curaçao net als elders in de wereld ouder. In 1950 werden mannen gemiddeld 70.4 jaar oud en vrouwen 81.4 jaar. In 2014 was dit voor mannen al gestegen tot 80.1 jaar gemiddeld en vrouwen 84.4 jaar. De zogenaamde vergrijzing. Doordat ook het aantal 80 plussers toeneemt, spreekt men ook wel van de dubbele vergrijzing. Dit heeft ook een sterk verhogende werking op de kosten van de gezondheidszorg die we evenwel in het kader van dit artikel onbesproken laten. Het moge evenwel duidelijk zijn dat een en ander een verhogende invloed zal hebben op de premies van de BZV en dus ook een toekomstig probleem vormt. Door de ontgroening in combinatie met de vergrijzing neemt het aantal werkenden relatief af. In 1965 waren er in Curaçao 7 werkenden per AOV pensioengerechtigde. In 2030 is de prognose in het rapport dat we dan bij ongewijzigd beleid 2 werkenden zullen hebben per AOV gerechtigde. Doordat de werkenden bij het omslagstelsel het totaal van de vereiste AOV uitkeringen financieren via de premie zou dat meer dan een verdrievoudiging van de nu al forse premie betekenen. Het lijkt reëel de conclusie te trekken dat deze ontwikkeling politiek en maatschappelijk zal leiden tot spanningen. Kortom de AOV uitkering staan nu al onder druk door het AOV-tekort en in de toekomst zal het AOV-tekort in het beste geval niet verder verslechteren maar even zorgelijk blijven.

Standaard oplossingen zoals het verhogen van de pensioenleeftijd (of de pensioenleeftijd afhankelijk maken van de gemiddelde levensverwachting), het verhogen van de premie of het verbinden van allerlei voorwaarden aan de uitkering, het conditioneren van de uitkering, worden vaak door de politiek aangedragen. Het probleem met deze oplossingen is dat bij een wijziging van de bevolkings pyramide of van de balans tussen werkenden en niet-werkenden weer nieuwe maatregelen vereist zijn. Conditioneren is vooral in Curaçao populair vanwege het idee dat hierdoor “het geld binnen de Curaçaose economie” blijft. Dat berust echter op een misverstand.

Nadelen van conditioneren

Het conditioneren van de uitkering loopt tegen allerlei issues. In Nederland is geopperd om de uitkering te verlagen indien de gepensioneerde in een land met goedkoper levensonderhoud verblijft. Gepensioneerden in Marokko en Turkije zouden in dit geval een lagere uitkering ontvangen. Maar hoe wordt vervolgens omgegaan met gepensioneerden die in duurdere landen wonen? Zwitserland en IJsland zijn standaard voorbeelden, maar ook de hoge kosten van gezondheidszorg in Amerika maken dit land erg duur voor gepensioneerden: een algemeen prijspeil is misschien niet toereikend en een specifiek prijspeil voor ouderen is nodig.

Ook het argument dat bij een uitkering in het buitenland het geld wegstroomt is misleidend: zelfs bij een uitkering binnen Curaçao is er geen enkele garantie dat deze gebruikt word voor binnenlandse consumptie. Zelfs al zou dit het geval zijn, dan is het onduidelijk of gedwongen binnenlandse consumptie gewenst is. Cycles van “boom en bust” worden gestimuleerd zoals de huizen gekte in Ierland en Spanje die achteraf ongefundeerd bleken te zijn. Ook leidt gedwongen binnenlandse consumptie tot een verzwakking van de concurrentie positie: na de opening van de markten in de jaren 90 bleek de Oost-Europese en Russische industrie niet in staat was om te concurreren met de westerse industrie. Decennia lang gedwongen lokale consumptie had niet geleid tot producten die ook wereldwijd konden concurreren.

Ook loopt het conditionerings idee tegen de gelijkheidsgedachte: gepensioneerden in binnen en buitenland hebben beide evenveel bijgedragen aan de pensioenstelsel en hebben daarom recht op een gelijk deel.

Conditionering AOV – fiscale mogelijkheden

In plaats van conditionering op basis van het woonlandbeginsel toe te passen zijn er ook andere mogelijkheden om via conditionering het staatspensioen betaalbaar te houden. Een daarvan is de fiscalisering van de AOV waarbij men ook na leeftijd 65 nog premie verschuldigd is over het inkomen na pensionering. Een andere optie ook gebaseerd op het solidariteitsbeginsel is om de AOV uitkering te verlagen in lijn met het tweede pijler pensioen dat via de werkgever is opgebouwd. Er is een mogelijkheid om de AOV uitkering te verlagen met een zeker percentage bijvoorbeeld 20% van het levenslange ouderdomspensioen van de pensioengerechtigde. In dit voorbeeld zou een pensioen gerechtigde die meer dan 4000 gulden ouderdomspensioen ontvangt geen recht meer hebben op een AOV-uitkering.

De fiscale mogelijkheden betekenen in feite dat de AOV meer het kenmerk krijgt van een aanvulling van het inkomen voor mensen die weinig of geen pensioen krijgen. Nadeel is evenwel dat personen die tijdens hun werkzame leven hoge premies hebben betaald in het uiterste geval helemaal geen AOV uitkering ontvangen. De premie wordt dan in feite een solidariteitsheffing. Om de AOV betaalbaar te houden is dit evenwel een de weinige mogelijkheden die concreet bijdraagt aan een oplossing om het financieringstekort te verminderen, zeker indien dit gecombineerd wordt met een verplicht ouderdomspensioen dat via de werkgever wordt opgebouwd. Dat laatste is in Aruba al verplicht. Een bedrijfspensioen dat wordt opgebouwd verminderd meteen de druk op de AOV premie en heeft daardoor een mitigerend effect op de werkgeverslasten. Bijkomend voordeel is daarnaast dat deze maatregelen op korte termijn kunnen worden ingevoerd.

Conditionering AOV – uitkeringstermijn

De levensverwachting van gepensioneerden verschilt sterk. De volgende factoren spelen een rol:

  1. Geslacht: vrouwen leven langer dan mannen. Dit verschil is zowel van toepassing op het tijdstip van geboorte als op pensioenleeftijd;
  2. Opleiding: hoe hoger de opleiding des te hoger de levensverwachting. Factoren als aard van het werk (minder lichamelijke belasting, en meer geestelijke arbeid), hoger salaris en daardoor meer besteedbaar inkomen voor gezondheidszorg en sport, liggen hierachter.

De effecten van zowel het geslacht als het opleidingsniveau zijn significant[4]:

  Levensverwachting
  Leeftijd 0 Leeftijd 65
Opleidingsniveau Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen
Basisschool 74.1 78.9 9.1 13.9
Middelbare school laag 76.5 78.6 11.5 13.6
Middelbare school hoog 78.5 84.9 13.5 19.9
Universiteit 81.4 85.3 16.4 20.3

Tabel 1: toekomstige levensverwachting bij geboorte en leeftijd 65

  1. Gehuwdheidsstatus[5]: vrouwen zijn zorgzamer en voorzichtiger dan mannen. Vooral binnen een relatie heeft dit een positief effect op het leefgedrag van de man. Denk hierbij aan alcohol consumptie en roken. Een 50 jarige gehuwde man leeft gemiddeld 4 jaar langer dan een 50 jarige ongehuwde man, terwijl voor vrouwen dit verschil maar 2 jaar bedraagt.
  2. Gedrag (roken/alcohol) en ziektes: ziektes kunnen een substantieel effect hebben op de levensverwachting en de behandeling van ziektes kan gedurende de tijd verschillen. Waar een HIV patiënt in de jaren 80 nog weinig kansen op overleven had, zijn inmiddels betere medicijnen en behandelingen beschikbaar.
  3. Werkend of niet-werkend: werkenden leven gemiddeld langer dan niet werkenden. Verzekeraars en pensioenfondsen houden hiermee rekening door op de algemene bevolkings sterfte verwachting een correctie aan te brengen.

De AOV uitkering houdt echter geen rekening met het verschil in levensverwachting tussen deelnemers. Hierdoor ontvangt een niet werkende, alleenstaande man met een laag opleidings niveau dezelfde uitkering als een hoogopgeleide werkende vrouw. Hier valt enerzijds iets voor te zeggen omdat sommige factoren zoals het geslacht niet onder de invloedsfeer van deelnemers valt: het is lastig te verdedigen om vrouwen, die een hogere levensverwachting hebben, een lagere AOV uitkering te geven dan mannen. Aan de andere kant heeft opleidings niveau voor een groot deel te maken met de omgeving waar men in opgroeit (wordt studeren gestimuleerd of niet?). Het opleidingsniveau is daarom niet een factor waar een persoon volledige controle over heeft, maar dit beïnvloedt wel hun carrière verloop, salaris, en hierdoor leefgedrag. De AOV zou daarom ook gekoppeld kunnen worden aan opleidingsniveau: mensen met een hoge opleiding, en hierdoor hogere levensverwachting ontvangen dan minder uitkering dan mensen met een lagere opleiding.

AOV premie overheveling

Om de toename in premiedruk voor de werkgevers binnen de perken te houden, kan een deel van de premie die momenteel wordt besteed om de AOV uitkeringen te financieren, besteed worden om te sparen via de werkgever. Dit heeft verder nog als voordeel dat de deelnemer niet al zijn geld via een enkele instantie investeert, maar dit verspreid. Mocht het overheidspensioen tegen vallen dan kan het pensioen via de werkgever dit compenseren en vice versa.

De sociale lasten (waaronder AOV premie) drukken op dit moment enorm op het inkomen van de werknemers en verhogen de kosten van de werkgevers. Om deze druk niet te verhogen en zelfs enigszins te verlichten is AOV premieoverheveling gewenst. Hiermee wordt ook een belangrijke stap gezet voor de zeer breed bepleitte wijziging van omslagstelsel naar een kapitaaldekkingsstelsel. Hierbij kunnen alle werkenden hun “inkomen voor later” vorm geven. Zoals eerder aangegeven zal ons huidig stelsel door de demografische werkelijkheden een alsmaar groeiende bijdrage van de overheid vereisen. En zelfs eventueel tot een gedwongen gehele inperking van het AOV leiden.  Dit betekent zware politieke beslissingen die nodig zijn om een inkomen voor een deel van de bevolking te waarborgen. Ongetwijfeld zal dit tot een zware tol ten laste van ’s Landskas leiden.

De voorgestelde (gedeeltelijke) overheveling van premie leidt op korte termijn ook tot extra druk op de begroting. Dit kan wellicht gefinancierd worden via het beleggingen van deze premies. De overgang naar een aangepast stelsel zal voor de diverse scenario’s  zal berekent  en gemodelleerd  moeten worden   om zo te  kunnen bepalen wat de meest wenselijke momenten en begrenzingen van de overgang  zijn en hoe dit verder kan worden uitgebouwd richting een nieuw en duurzaam stelsel. Ongeacht welk stelsel en gekozen wordt er moet door een partij een gat worden gevuld. Voordeel bij kapitaalstelsel is dat de premies (lokaal) geïnvesteerd dienen te worden en dus ook (gedeeltelijk) aangewend kunnen worden om de overgang van stelsel te financieren bijvoorbeeld door het beleggen in staatsobligaties.

Solidariteit heeft zijn grenzen

Het bovenstaande dwingt ons dan ook om de beoogde solidariteit van huidig stelsel te evalueren en hiermee ook rekening te houden bij een nieuwe constructie. Gesteld kan worden dat de solidariteit ophoudt bij de zekerheidsstelling van het recht op een uitkering en de plicht tot een premiebijdrage. De zekerheidsstelling van uitkering staat duidelijk op de tocht. Onze huidige AOV stelsel wordt verkocht aan het publiek als zijnde een verzekering met “rechten”. De vermeende rechten zijn zeer wankel en niet duurzaam. Immers omstandigheden en politieke keuzes zullen deze uitkeringen in de nabije toekomst zeer sterk beïnvloeden. Het lijkt dan ook maatschappelijk moeilijk te accepteren dat men een pensioenpremie betaalt en hier geen of nagenoeg geen uitkering voor terugkrijgt. De ene generatie subsidieert de ander zonder de zekerheid dat als de betaler aan de beurt is, er ook voor hem door een volgende generatie zal worden betaald.  Hierdoor wordt de solidariteitsmotivatie ondergraven. Mensen die om welke reden dan ook onvoldoende middelen tot hun beschikking hebben om na hun pensionering in een bestaansminimum te voorzien zullen op een andere wijze geholpen moeten worden. Dit is echter meer een sociaal vraagstuk. Een mogelijkheid is dat de werkenden dit financieren via  een verplichte basisbijdrage.

Conclusies

Het AOV probleem wordt vaak versimpeld weergegeven. Het korten van rechten, het opschuiven van de pensioenleeftijd en het conditioneren van de uitkering zijn mogelijke oplossingen. Maar er zijn ook andere opties. De tunnelvisie heeft tot gevolg dat meer creatievere oplossingen over het hoofd worden gezien. Dit artikel beoogt een aantal alternatieve oplossingen aan te dragen die minder in de schijnwerpers staan, zodat het (politieke) debat een veel breder perspectief op het AOV vraagstuk zal krijgen. Een maatschappelijke discussie zal de diverse scenario’s verder vorm moeten geven waarbij de scenario’s die genoemd worden uiteraard ook gemodelleerd en doorgerekend moeten worden.

Referenties

[1] VBC Newsletter mei 2016 http://www.vbcuracao.com/website/index.php?option=com_docman&task=doc_download&gid=67&Itemid=57

[2] Site SVB  SVBCur.org/wp-content

[3] Site SVB   SVBCur-org/wp-contant/uploads  Jaarverslag 2015

[4] OECD, Health at a Glance 2013, 2013

[5] Andries de Jong, Gehuwden leven langer – het heilzame huwelijk, CBS, december 2002

Advertisement

About Servaas Houben

I am a Dutch actuary and worked in the Netherlands for the first 4 years of my career. Thereafter, I worked for 2 years in Dublin and 4 years in London. I am now heading the actuarial department of ENNIA in Curacao.
This entry was posted in Articles, Curacao, Dutch, Pensions, VBC Magazine. Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s